Recent


Waterwegen Billând-1 In afbeelding 1 ziet u de belangrijkste waterwegen van Billând.In dit eerste venster over dit onderwerp wil ik over de Ouwe Rijd/Kaaifaart (2) vertellen.Deze vormde de verbinding tussen ’t Wad en de Sitkens Rijd. De oostkant van het water, vormt de grens tussen de oude gouwen, Oostergo en Westergo.Aan de hand van een aantal kaartreconstructies van 800 (paars),1250 (lichtblauw)  en 1500 n Chr. (blauw). heb ik de geschiedenis van deze belangrijke waterweg kunnen achterhalen.Op de kaartreconstructie afb.2 zijn twee takken van een uitgang van 1500 richting zee te zien. (Blauw) De langste tak ligt in het verlengde van een meander die daar tot ca. 1380 lag (donkerblauw). Als wij vandaag de dag het tracé van de waterweg tussen Nieuwebildtzijl en het begin van de Oude Rijd bekijken (oranje), valt op dat er vanaf Nieuwebildtzijl (A) tot aan punt G (eind Laaisterstreek vijf rechte stukken kanaal (A-B, B-C, D-E, E-F en F-G en een nog slingerend kort stukje (C-D) zijn te onderscheiden.  De gegraven kanaalvakken leverden grond op, hiervan is een kade gemaakt, vandaar de naam Kaai (kade) - vaart. Het valt verder op, dat de grond niet evenredig verdeeld is naar beide zijden. (kijk hiervoor maar naar de Keuningsstreek/ Laaisterstreek – vak F-G en van Albadaweg /Wechy- Tjeerd Thijssenstraat/ Sportstraat- vak D-E). Het deel ten zuiden van punt G gaat door als Ouwe Rij. Op de kaartreconstructies van 1250 en 1500 is het verder verloop naar het zuiden niet verder aangegeven (Meander D-G donkerblauw al aanwezig toen dus) De Oude Rijd begint bij punt G en lag daar ook al als geul en loopt door langs Vrouwbuurtstermolen tot de Sitkens Rijd/nu Blikvaart. Gezien de bedrijvigheid van de Monniken op het tichelwerk en de kalkovens dichtbij ten zuiden van Oudebildtzijl moet deze waterweg Oude Rijd/Kaaivaart allang voor 1500 in functie zijn geweest voor de logistiek tussen deze industrie , de Waddenzee en de rest van Billând. De afbeeldingen 3-5 tonen nog een foto van drie dijkvakken van de Kaaifaart.Bron: Sytse Keizer 2022,2023, Billând, Hoofdstuk 14

Kanaliseren Ouwe Rijd naar Kaaifaart Wij pakken de draad weer op bij fase 4, ca. 1380 -1505 (afb. 1). In de annalen van 1505 is er geen sprake van werkzaamheden aan een kanaal door Ouwe-Syl. De meander in de Ouwe Rijd moet al eerder zijn gekanaliseerd tot de Kaaifaart dwars door het dorp. De oude naam van Ouwe-Syl, de Leije, doet hieraan herinneren. Dit betekent namelijk ‘de verlegging’. Het schutten moet zijn verplaatst, rond 1380, naar de sluis op de kruising van de Ouwe-Dyk en het kanaal. Dit als een schutsluis, een kolk met 2 stel puntdeuren. Deze meer moderne schutsluis was in 1373 voor het eerst in gebruik in Nederland (Vreeswijk). Ook daar was een brug nodig naast de schutsluis. De bebouwing op de Keuningsstreek is uitgebreid in zuidelijke richting, vanaf het verbindingskanaal daar. Mogelijk is de boerderij (nu nr. 20) daaronder gesticht in deze fase.De kolk bleef een haven en had en hield nog een tweede functie: spuikom. Want de kolk liet men tijdens vloed vollopen en bij eb werd de grote hoeveelheid water door de Kaaifaart gejaagd om daar de vaarroute op diepte te houden, richting nu Nije-Syl. Pas in 1655 was de Kaaifaart zover dichtgeslibd, dat de sluis op ‘e Syl haar schip-schuttende functie verloor. Daarna werden de deuren alleen nog bij hoogwater gesloten. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden ze verwijderd, schotbalken moesten nog bij extreme weersomstandigheden redding bieden. In 2006 zijn deze toch vervangen door een nieuw stel puntdeuren. Afb. 2, fase 5 1505-1580. Nieuwe verbinding Ouwedyksterfaart – Ouwe Rijd1505-1580 (afb. 2.) In 1505 kwam er een nieuwe sluis op dezelfde plek en de Ouwedyksterfaart-zuid/noord werd uitgegraven voor aanvulling van de dijk. Dit was bij de Skitelbuurt geen sinecure, want inmiddels waren er huizen gebouwd en de eerste bewoners van ‘e Syl hadden zich al genesteld aan de Skitelbuurt en Keuningsstreek, achter de zomerdijk en de hogere en brede Aerden Plaats. De vaart werd daar smaller en er moest hiervoor nog meer ruimte worden gemaakt. Dit wordt verklaard door de aanwezigheid van het zeer steile gedeelte. De compacte ver ingeklonken zomerdijk Monnickedijck werd daar steiler, tot 50 graden, afgegraven. (zie detail, linksboven afb. 2) Op de kaart van Jan Jansz. Coster (1571) staat de Kolk niet meer. Hij kan vóór 1571 zijn vervallen en vervangen door de kade van de Laaister- en Keuningsstreek, die de havenfunctie overnamen. In 1527 stond er al ’n Accijnsmeesterhuis (Koningshuis) aan de Keuningsstreek om daar de invoerrechten van o.a. wijn, bier en linnen lakens te ontvangen.Bronnen: Sytse Keizer 2022, 2023, Billând, hoofdstuk 11 en 12 en informatie Douwe Zwart, 2013, de Bildtse Post in artikel ‘451 jaar ouwe Bildtse stenen opdoken’.

Tussen 1500 voor Chr. en 1505 na het begin van de jaartelling ontstond Billând  in het getijdebekken van de Boorne. Jarenlang onderzoek maakte duidelijk hoe in deze periode de bewoners omgingen met de natuurlijke omstandigheden. In Noord Nederland zijn drie afzonderlijke pleistocene getijdenbekken onderscheiden: het Boornebekken, het Hunzebekken en het Fivelbekken. Het gebied van de regio ‘t Bildt vindt zijn oorsprong in 1505 na Chr. wanneer de bestaande defensieve zomerdijk,de Monnikendijk wordt opgehoogd tot een meer robuuste offensieve zeewering en vanaf dat moment de naam Oudebildtdijk zal dragen. Het landschap, wat daarvoor vanaf 1500 voor Chr. is ontwikkeld heeft van mij de naam Billând gekregen. De aanwezigheid van veen bepaalt grotendeels het cultuurlandschap van Noord-Nederland, . Het veen was niet meer aanwezig tijdens het ontstaan van Billând, maar de ontginning van veen landinwaarts heeft wel invloed gehad op de ontwikkeling van het landschap. Het getijdebekken van de Boorne is gevormd door dit natuurlijk mechanisme vanaf zee. Boeren vestigden zich op de oeverwallen van de Boorne en beschermden het gebied tegen de zee met de aanleg van zomerdijken, ook op bestaande kwelderwallen.   Geen grootschalige veenontginningen met langdurige bodemdaling en komberging. De gevolgen van de veenontginningen ver buiten Billând, landinwaarts waren uitsluitend kort merkbaar tussen 200 en 450 na Chr. toen de Middelsee zich voor de eerste keer manifesteerde door wateroverlast vanuit de landinwaartse veenontginningen .       De Middelsee liet zich ook tussen 838 en 920 na Chr. gedurende langere tijd zien.  De Middelsee was verder alleen een korte tijd aanwezig na een forse dijkdoorbraak.  De naam Burdine en Boorne worden gehanteerd. Beide hebben ze dezelfde betekenis van ‘insnijding’.  De basis van Billând en ‘t Bildt is gevormd door het verder opbillen van het land op de al aanwezige holocene zandlaag.  De aldus gevormde woon- en werklagen ‘volgen’ als het ware de schommelingen van de transgressie – en regressielijn van de zee, de brenger van het nieuwe land.  Zie verder de uitgebreide versie of mijn boek vanaf 19 november as.                                                                                                      

Ik zal u vertellen, hoe ‘t Bildt in kaart gebracht is oftewel over de Cartografie van ‘t Bildt.  Ik heb een overzicht gemaakt van kaarten, waarop ‘t Billând en ‘t Bildt zijn afgebeeld. Hierbij zijn ook een aantal, waarbij zij onderdeel van een groter geheel er omheen, o.a. van Fryslân. Tot op dit moment heb ik zo’n 100 kaarten weten te vinden.  De oudste kaart van ‘t Bildt. (afb. 2)  ca. 1504 De oudste kaart van het Bildt wordt toegeschreven aan een generaal van Hertog George van Saksen, Vitus von Drachsdorff. die door hem op de achterkant van de kaart “Abriss Stadt Groning” was geschetst. De precieze datering is nog niet bekend. De kaart is niet uitsluitend een ontwerp maar een weergave van de werkelijke situatie op het moment van het maken ervan, als je rekening houdt met mijn bevindingen. Bijvoorbeeld de Oudebildtdijk was geen afsluitdijk, maar eerst een 'n kwelderwal/zomerdijk en de Middelweg was ook een zomerdijk. Beide zijn hier als de twee bovenste horizontale lijnen duidelijk ingetekend. Ook is de al aanwezige waterweg: Holle Rijd (restant Sitkens Rijdt) en Blikfaart duidelijk te zien. Kijk nu naar de bijgevoegde afbeelding, mijn bewerking, vertaling van de eerste kaart naar de toestand, afmetingen en verhoudingen van nu anno 2022. (incl. de ook door Drachsdorff beschreven dorpen.) De latere Klaine Blikfaart , was dus toen nog verbonden met de Holle Rijd en de rest van deze waterweg is verder doorgetrokken richting Stiens. De andere gebogen lijn is fout getrokken, gezien de dubbele dwarslijntjes hierop. De 7 wegen van Noord naar Zuid, van links naar rechts zijn: Westerdyk, Holle Rijd, Súdderdyk/kadal, Kouwe Weg, Noorderdyk, Súdderweg, Langhústerweg en Attesweg. Deze waren toen waarschijnlijk nog geen brede, meer verharde wegen en zijn toen wel ingetekend. Met het tekenen van deze wegen van Noord-Zuid, is er automatisch de basis gelegd van de verkaveling van 't Oud-Bildt in 8 hoofdstroken, van Dijkshoek tot de Oostrand van Oud Monniken Bildt. Deze zijn ook terug te zien op de gekleurde kaart van Schotanus en op 't BildtGIS.Ik kom hier nog op terug in het venster over de verkaveling van het Bildt.

Bij het maken van een landschapsbiografie kan de toponymie ofwel de bestudering van veldnameneen belangrijk onderdeel zijn. Vorige bewoners van ’t Bildt, ook van Billând, hebben boereplaatsen, wateren en velden een naam gegeven en nooit zonder reden.Ik ga hier in op het belang van deze veldnamen bij een onderzoek.Ouwe-SylDe namen kunnen een verschillende oorspronghebben. Een eigennaam, als in Attesweg, eengebeurtenis (de Krimoorlog) of de eigenschappenof het gebruik van een locatie, met als voorbeelden Walburg, Valbrug of Voorste en Achterste balkje.In mijn publicaties heb ik al veel van deze veldnamenof toponiemen gebruikt. Bij het onderzoeknaar de vroegere Ringwalburcht ten zuidoostenvan St.-Annaparochie, heb ik maar liefsteen negental namen gebruikt als aanwijzingen.De afgelopen jaren zijn er al meer dan duizendveldnamen op ’t Bildt verzameld en op een rijtjegezet. Ik volsta hier met een tweetal voorbeelden,het Zilvermeer en de (eenden)Kooi, beidein ‘t noorden van ‘t Bildt.Het is denkbaar dat de veldnaam Zilvermeer(afbeeldingen 1 en 2) ontleend is aan een restantvan de ingang van de waterweg, in het verlengdevan de Holle Rijdt en iemand heeft dit de naam gegeven van Zilvermeer uit de titel van het boek De schat in het Zilvermeer van schrijver Karl May met zijn prairiehelden Winnetou en Old Shatterhand.Het tweede voorbeeld is de veldnaam De Kooi (afbeeldingen 3 en 4). Deze eendenkooi vondik voor collega Gerard Mast vlakbij Stad Niks. Ik werd hiervoor bedankt met het volgende mailtje. ’Hast my hielendal oertsjûge. Geweldich dizze fynst! No hawwe wy de koai fan Dirck Jansz te plak. De oplossing sit dus yn de fjildnamme De Kooi. Kinst ek de bûtengrins fan de‘kooij cavel’ oanjaan op in kaartsje fan 1832? It giet om de bûtengrins fan de 20ste kavel.Dêr soe dyn koai binnen falle moatte. Dy kavel is 28 morgen grut. It wurd ‘kooij cavel’ wurdt neamd yn de proklamaasje út 1696 en yn 1711 as ‘coycavel’.De oplettende lezer ziet dat er ondertussen alweer meer veldnamen zijn genoemd in mijn tekst.

Op een plakkaat van 9 november 1546 werd al verkondigd: Jagen op ‘t Bildt was aan iedereen verboden: Dat was een vorstelijk recht, gereserveerd voor den Keizer of zijn vertegenwoordiger, den Stadhouder. Jaren later in 1579 kwam ‘t Bildt onder het gezag van de provincie Fryslân en kwam ook het jachtrecht naar de Staten. Toen werd er ook al gestroopt en moest een ordonnantie op de Jagt (16 mei 1591) dit voorkomen. Stadhouder Graaf Willem Lodewijk (Us Heit) en “zij die verlof kregen” mochten alleen op wild jagen. Op 15 maart 1650 werd ook besloten, dat op de grenzen van ‘t Bildt 9 palen zouden worden geplaatst, “die alzoo de grenzen van Stadhouderlijk jachtterrein zouden aangeven. Deze “limytpalen” stonden op die plaatsen waar toen “een weg uit het Bildt de omliggende Groene – en Hoogedijk bereikte” (zie gele ballonnetjes in de afbeelding hierboven) Het waren „Mooie palen", n.l. keurig geverfd en met het wapen van, Nassau voorzien, met het opschrift: „Stadhouders Vrije Jagt". De 18e Jan. 1651 werd ordonnantie geslagen op Pieter Michels, mr. schilder binnen Leeuwarden “wegens het schilderen van 9 Limijtpalen van Sijn Excellentie Jacht opter Bildt, en goudt daertoe gebruyckt". Op de kaart van D. Bern/Schotanus a Steringa van 1718 zijn er 11 palen afgebeeld (rode ballonnetjes) en aangegeven met de tekst: “Erf-Stadhouders Vrije Jagt Paal.”   Uit de annalen is bekend, dat de palen regelmatig werden onderhouden tussen 1651 – 1793. Maar in 1795 werden ze in één keer verwijderd tijdens de Franse revolutie (zonder gele hesjes) samen met andere tekenen van uiterlijk vertoon van de heersende macht, zoals wapens en titels onder het credo Gelijkheid, Vrijheid en Broederschap. De palen werden ook gezien als „teekenen van eene verfoeyelijke dwingelandij". Inmiddels was er ook een jachthuis gebouwd, waarin de jachtopzieners woonden (1711-1801) De overgebleven ingebouwde meijerswoning daar is in 1801 tot boerderij verbouwd. Deze is inmiddels ook alweer verdwenen, alleen de overgebleven bomen, die eromheen stonden aan het laantje in ’t Bos geven met de nieuwe straatnaam “Stadfhoudersweg” nog een herinnering aan de jacht op ‘t Bildt. Op initiatief van Bildt-historicus Aldert Cuperus besloot de gemeenteraad van het Bildt op 7e december 2017, dat er 10 extra mooie palen op door hen aangewezen plaatsen moesten worden geslagen voor het beschermen van ’t Bildt. (op Mooie paal stond er al eentje, dus totaal 11). Zie verder het BILDTGIS - kartografy 't Bildt via de site www.sytsekeizer.nl en de uitgebreide versie hieronder. Sytse Keizer

Zestien Strandhoofden redden ’t Bildt in 1570 Twee jaar na het uitbreken van de tachtigjarige oorlog in 1570 viel de Allerheiligenvloed ’t Bildt aan. Strandhoofden hadden nog veel nieuwe aanwas van grond weten te behouden. Kaart Jan Jansz Coster 1571Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de kaart die Jan Jansz Coster na deze stormvloed  maakte.  Daarop vechten de Geuzen in bootjes langs de kust tegen de Spanjaarden en staan de 16 strandhoofden van West naar Oost afgebeeld. In 1638 is het 17e strandhoofd bij Nije-Syl aangelegd in zee. Zestien strandhoofden Al in 1542 was men begonnen met de aanleg van de strandhoofden. De techniek voor de aanleg  stamde uit  het Zeeuwse Yerseke,. Ook toen, meer dan 300 jaar na het definitief sluiten van het estuarium van de Middelsee in 1200 (Billând, 2022), werd er nog bij vloed slibrijk water aangevoerd aan de kust van ’t Bildt. De basis voor het aanslibben, opbillen van de kust hier, was dat het water zo lang mogelijk rustig is, zodat het slib kan bezinken en dat bij eb het water zonder hoge stroomsnelheden weer uit kan stromen, dus zonder het zojuist bezonken slib weer op te woelen. Het is dus van belang een gebied te maken met alleen in- en uitstromend water, en geen doorgaande getijstroom, en het gebied zoveel mogelijk te beschermen tegen inkomende golven die extra opwoeling geven. Dit kan door het bouwen van dwarsdammen langs de kust, die steeds werden verlengd richting zee. Zo is al in de 16e eeuw een primitieve aanzet gegeven met deze zestien strandhoofden. Stevige zandrug De samengestelde bodemkaart onderin afb.1 laat duidelijk de verdeling van de verschillende afzettingen zien tussen de paarsgekleurde strandhoofden. De gronden met de meeste klei (groen) liggen verder landinwaarts. De zwaardere  zandkorreltjes bezinken namelijk sneller.  Samen met andere metingen is de oorspronkelijke locatie, van de strandhoofden te reconstrueren. Door de strandhoofden kon er namelijk een meer stevige zandrug (rood/geel) ontstaan langs de uiterste rand hiervan. Die ligt daar nog steeds, vermengd met klei, waarop veel boerderijen zijn gevestigd. Dit vanwege de gunstige ligging op zo’n stevig fundament. In elk geval hebben de strandhoofden een belangrijke rol gespeeld voor de verdediging tegen de zee tijdens de Allerheiligenvloed en andere stormvloeden tot de Pôldyk daar werd aangelegd en verhoogd Bij zo’n stormvloed is het water hoger en treed afslag op van de zandrug. Zo beschermt hij zichzelf, want door het afslagproces wordt het voorland ondieper en neemt de golfaanval op de kust af. Twee andere functies strandhoofden  Aan de Westkant van Zwarte Haan hebben de langere strandhoofden meer gefungeerd als golfbreker, terwijl aan de Oostkant de hogere zandrug genoeg weerstand bood daar tegen het gevaar van afslag. De zandrug is hoofdwaarschijnlijk wel een goede basis geweest voor de latere aanleg van de (rijzen-) dammetjes zeewaarts, haaks op de kust. Alleen het meest westelijke strandhoofd, het Statenhoofd, ligt daar nog steeds voor de kust als een trouwe herinnering aan deze tijd. Met dank aan Prof. Henk Jan Verhagen, TU Delft,  en Leendert Ferwerda.