De veranderende Oudebildtdijk (2)
De veranderende Oudebildtdijk (2)
Kort na de storm van 1196 werd de Burdine afgedamd en was er geen getijbeweging meer in de uiterwaarden van de Burdine. Dit is achteraf te concluderen na een grondige studie. (inclusief de meeste bepalende stormen voor Billând van de 12e-16e eeuw)
Bewijs 5:
De strook van lichte zavel langs de Zuidkant van de Oudebildtdijk vormt de blauwdruk van de aanwezigheid (ver vóór 1505) van de Monnikendijk, later na 1508 de Oudebildtdijk.
De uitgangen en de karakteristieken van de Oudebildtdijk en de Armendijk
Om een goed beeld te krijgen hoe de Oudebildtdijk en de Armendijk zijn veranderd, worden deze dijken in vier karakteristieke dijkvakken ingedeeld ook aan de hand van de aanwezigheid en positie van de uitgangen:
I Buiten de uitgangen,
II De dam in bedding van de uitgang Burdine 800-1260
III Bedding uitgang Sitkens Rijd/Holle Rijd 800-1287-1450.
IV Armendyk.
De vier uitgangen en de bodemkaart van de Oudebildtdijk
Het is nuttig en interessant de uitgangen van Billând te vergelijken met de bodemkaart. (Afb 1)
Hierop zijn niet alleen de sporen van dijkdoorbraken in de vorm van verleggingen om de wielen langs de dijk te onderscheiden, maar ook in de strook van lichte zavel langs de Zuidkant van de Oudebildtdijk (donkergeel). De twee verschillende (qua richting) klokvormige waaiersporen moeten afkomstig zijn van alleen de toen enige bepalende stormen van 1219 en 1287, na de eerste afsluiting van Billând in ca. 1200. Op de plek waar vroeger de uitgangen lagen is de dijk zwakker. Vooral hier loopt de genoemde strook uit in een waaier. Het water stroomde tussen 1219 en 1260- II, en tussen 1287-1450 -III, door een diepere geul in de verder brede en ondiepe bedding. De lichte zavel in het zeewater had geen kans om te bezinken en werd door de sterkere stroom, verder meegenomen. Aan weerszijden van dat gat in de Oudebildtdijk is lichte zavel die geleidelijk verder van de dijk en van het gat bezonk waar de stroming minder zwakker werd. Dit is kenbaar door de waaiervorm.
De overheersende windrichting tijdens de stormramp van 1287 was Noordwest (twee grotere blauwe pijlen), te herleiden uit de richting van de uitlopen in de vorm van een waaier met de lichte zavel. De richting van de grootste pijl komt overeen met de bekende richting van de hierbij ontstane inham (Dijkshoek) en brede geul de Sitkens Rijdt. (later Holle Rijd en kleine Blikvaart- Blikvaart) De windrichting tijdens de stormramp van 1219 was Noord volgens de andere 4 kleinere blauwe pijlen. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1570 is de zee op twee zwakke plekken zeer diep en ver door deze dijk gebroken. Dit is door Jan Jansz Coster op zijn kaart beschreven bij de boerderijen: Claes Stansz, ten oosten van de Holle Rijd met de woorden ‘genz wechg spuelt’ en bij Iantgen Philippus ‘wech gedreven’. Hier zijn grote diepe wielen ontstaan zonder een spoor van uitwaaierend zand achter te laten. Op de kaart van Jan Jansz Coster zijn er veel doorbraakgaten zichtbaar in de Oudebildtdijk tussen Dijkshoek en Oudebildtzijl. De doorbraken in de rest van de dijk waren niet zo diep door de afnemende kracht van de zee.
De al aanwezige zomerdijk van de Nieuwebildtdijk en het brede stuk oud kwelderland tussen deze dijk en de Oudebildtdijk zorgden hiervoor. Alleen de bovenkant van de Oudebildtdijk was geroerde grond door de laatste ophoging van 1505-1508. De zee heeft daardoor in de rest van dijk, de onderliggende laag niet bereikt en is daar ook niet een spoor van uitwaaierend zand te zien achter de dijkdoorbraak. Er hoefden geen nieuwe stukken dijk om de gaten van de doorbraak van 1570 heen te worden gelegd en het tracé van de Oudebildtdijk bleef in stand. (H. Sannes,1951,Geschiedenis van het Bildt deel I=blz. 81)
Omstreeks 1260 slaagden de monniken erin om de Burdine van 800 -1100-1250 na Chr. definitief af te dammen. Het getij bleef daarna buiten het Billând.
Andere bron: Sytse Keizer, 2022, Billând.
Colofon
Billând 2022-2025

