Nieuwe vensters


Velen kennen nog het graanpakhuis van Pars aan de Steven Huygenstraat, tegenover de “groene  loods”. Het werd in 1980 afgebroken en daar staan nu woonhuizen.

Veel minder bekend is dat het in 1934 werd gebouwd als havermoutfabriek en wel in opdracht van de Firma Tulner & Zonen. Vader Hendrik Tulner en de zonen Ritske en Jarig waren de firmanten. Het was voor hen een nieuwe bedrijfstak, naast de aardappel- en bietenhandel. Havermout was in de crisisjaren ’30 van de vorige eeuw goedkoop en voedzaam en daarom een goed product voor gezinnen met een smalle beurs.

De havermoutfabriek had de naam “De Noordster” en maakte havermout onder hun merknaam Stella. De fabriek was hoofdzakelijk ingericht met voornamelijk tweedehands machines, o.a. een stoommachine.

Na twee jaar, in 1936, moest de firma de havermoutfabriek gedwongen verkopen. Oorzaak was dat ze in financiële problemen waren geraakt door aanloopproblemen, maar met name door een strop in de aardappelhandel. Een geleverde partij aardappelen aan Frankrijk werd niet betaald. Niet alleen de fabriek moest worden verkocht maar ook de privéhuizen van de firmanten die in onderpand waren gegeven voor een krediet bij de Amsterdamsche Bank. Dat waren o.a. villa Nova van Jarig, later gekocht door burgemeester Kuperus, en de villa van Ritske, voorheen van burgemeester Deddo Hesselink. Beide stonden aan de Westerdijk en bestaan niet meer (de eerste door brand verwoest, de andere werd afgebroken omdat er geen kopers voor waren).

De gedwongen verkoop viel samen met de wens van Koopmans Meelfabrieken in Leeuwarden om ook havermout te produceren en zij zagen in de fabriek van Tulner een kans. Koopmans kocht de fabriek bij de publieke verkoping en heeft deze nog voortgezet tot 1949. De fabriek werd toen gekocht door Graanhandel Pars en werd het een graanpakhuis.

Lees het hele verhaal.

Het hele verhaal en verdere informatie staat onder de knop “documenten”. Klik op het document om het de openen.

In 1874 werd er in Vrouwenparochie een stoom-olieslagerij gebouwd. De oliemolen werd niet door wind maar door een stroommachine aangedreven. Oprichter was Arjen Roelofs Hommema uit St. Annaparochie. Hij was de zoon van Roelof Hessels Hommema, landbouwer, grutter, instrumentenmaker, vervaardiger van telescopen en sterren- en natuurkundige.

Arjen woonde zelf niet in Vrouwenparochie. De dagelijkse gang van zaken werd geleid door Klaas Gosse Bijlsma, olieslager te Vrouwenparochie. Hij woonde met zijn gezin op nummer 49. Dat was ook het toenmalige adres van de olieslagerij.

Uit kadasteronderzoek blijkt dat de olieslagerij stond op het perceel waar nu woningen staan o.a. Waling Dijkstrastraat 97. Op een luchtfoto van 1952 is het pand van de olieslagerij nog te zien. In het kadaster staat het te boek als “Huis, erf en stoomoliemolen”.

De olieslagerij heeft toentertijd voor werk aan een aantal Froubuurster werkkrachten gezorgd.

De olieslagerij werd in 1901 overgenomen door Arjen zijn zoon, Roelof Arjens Hommema. Die heeft het bedrijf nog voortgezet tot 1910. Toen werd het pand ter verkoop aangeboden. In de advertentie stond vermeld “wegens gevorderden leeftijd van den eigenaar”. Dat was ook het einde van de olieslagerij.

Diverse eigenaren volgden. In 1920 werd het woonhuis nog verbouwd tot twee woningen. In 1964 hebben de woonhuizen de huisnummers 95 en 97 gekregen.

In 1978 werd deze dubbel woning met schuren verkocht. Koper was Harm Roorda. Harm woonde ernaast in het huis met nummer 99.

In 1981 werd het verkocht aan de Gemeente Het Bildt die het in 1982 liet slopen. De Gemeente was ook eigenaar van de grond ten westen van de voormalige olieslagerij waar het stelpje van Sjerp Riemersma (laatste bewoner) stond.

Het enige wat nog herinnert aan de olieslagerij is een molensteen. Die werd eerst begraven achter het stelpje, weer opgegraven toen Sjerp verhuisde, verplaatst naar Jan Stienstra, bouwbedrijf in St. Annaparochie. Vandaar weer verplaatst naar Stiens om uiteindelijk terecht te komen bij Bierma aan het Roodpad te Oudebildtzijl.

Het hele verhaal, en verdere informatie, staat onder de knop “documenten”. Klik op het document om het de openen.

Het is nu niet meer voor te stellen dat het buurtschap Zwarte Haan aan de Waddenzee, onder St. Jacobiparochie, ooit een centrale rol speelde bij de veerdiensten naar Ameland.  Staande op de zeedijk en mijmerend over dat verleden speur je onwillekeurig naar restanten van de ooit druk bezochte veerhaven. Druk bezocht?  Zeker, al in de 18e en 19e eeuw was er sprake van veerdiensten. Het waren o.a. de schippers Kuiken en Van der Zee die adverteerden met overvaarten naar Ameland en Terschelling.  

In die tijd werd er geregeld gevaren voor het vervoer van vee en de handelaren mee te nemen naar de veemarkten op de eilanden. Maar ook werd er gevaren met passagiers voor plezierreisjes en bezoeken aan openbare verkopingen van aangespoeld goederen.

In de jaren 1932-1948 voerden de ondernemers Olivier en Van der Geest een veerdienst uit tussen Ameland en Zwarte Haan. De ondernemers, en tevens zwagers, Anne Olivier en Epke van der Geest begonnen op 15 mei 1930 een geregelde veerdienst Nes-Holwerd. De aanleiding daarvoor waren de hoge prijzen die de Rijksveerdienst, geëxploiteerd door de firma Wagenborg, in rekening bracht. De dienst werd een succes en daardoor een geduchte concurrent van de Rijksveerdienst met als gevolg dat die zich beklaagden bij de minister omdat zij van mening was dat zij het monopolie had op het vervoer vanaf de steiger te Holwerd.  Dat leidde tot een rechtszaak tegen Olivier omdat hij ‘>zonder vergunning aanmeerde op de steiger te Holwerd’.  De kantonrechter in Dokkum sprak hem vrij maar in hoger beroep werd hij schuldig verklaard maar zonder oplegging van straf.

De Rijksveerdienst kreeg op 28 mei 1932 het monopolie van vervoer van Holwerd naar Ameland. Vervolgens werd de veerdam Holwerd afgesloten voor ‘>alle personen en alle vrachtgoederen, welke niet met de Rijksveerdienst zijn of worden vervoerd’. 

Daarop besluiten Olivier en Van der Geest op woensdag 29 juni 1932 om ‘>reeds hedenavond een dagelijksche dienst te openen tusschen Zwarte Haan en Nes (Ameland). Eerst voor goederenvervoer maar in de toekomt ook voor personen’. Hun schip de Friesland arriveert op 30 juni 1932 met goederen en twee passagiers te Zwarte Haan.

Dat de dienst een succes was bewijst het bericht in de Leeuwarder Courant van 11 juli 1932: ‘>zaterdag begaven zich ruim honderd passagiers met deze dienst naar het eiland’. Dan nemen Olivier en Van der Geest het besluit om een grotere motorboot erbij te huren en te exploiteren.

Het succes trekt ook de aandacht van andere ondernemers maar die kregen geen “voet aan de wal”. Tijdens een bezoek van de minister van Waterstaat, Mr. Reymer, aan Ameland wordt er gesteld ‘>geen bezwaar tegen voortzetting van dit veer …aanbevolen om een verzoek in te dienen om de aanlegsteiger te Zwarte Haan te verbeteren. Wellicht dat hierna besloten is om de nieuwe aanlegsteiger op Zwarte Haan te bouwen.

Tot de oorlogsjaren werd er op Zwarte Haan gevaren. Tijdens de oorlogsjaren werd de veerdienst naar Zwarte Haan  door de Duitsers verboden. Zelf maakten de Duitsers er af en toe wel gebruik van.

Pas in 1947 vinden er weer een paar veerdiensten plaats. Als gevolg van afsluiting van de Zuiderzee door de Afsluitdijk en daardoor veranderende vaargeulen door aan-/dichtslibbing, was het steeds moeilijker en later onmogelijk om met de veerboten Zwarte Haan te bereiken. Volgens een tweetal bronnen zou de laatste dienst uitgevoerd zijn op 30 juli 1947. In de laatste dienstregeling werd echter ook nog 31 juli genoemd. Maar ook in juni 1948 werd er nog geadverteerd voor een reis op 6 juni en op 4 en 5 juli. Het is aannemelijk dat dit de laatste reizen zijn geweest.

De schepen:

Olivier en Van der Geest hebben één veerboot in eigendom gehad en dat was de "Friesland".  Dat was eigenlijk een vrachtschip van 19,21 meter lang en 4,07 meter breed met een waterverplaatsing van 50 ton. Het schip was gebouwd in 1930.

Wegens de grote toestroom van passagiers werden er in de zomerseizoenen schepen bij gehuurd.  In de eerste twee jaren was dat het schip met de naam Willi (vaak ook geschreven als Willy). Een motorschip, gebouwd in 1928, van 22,3 meter lang en 5,27 meter breed en een waterverplaatsing van 109 ton.

Het hele verhaal en onderzoekrapport zijn als PDF-bijlagen hier in te zien. Ook zal het als boekwerkje te lenen zijn in de Bibliotheek.