Boerderijen op ’t Bildt (2)  Sytse KeizerGebouwen, boerderijen vanuit en voor het landschapVorig jaar, 24 juli 2024 schreef ik hier in de Bildt.nu mijn eerste artikel over dit onderwerp. Ik pak de draad nu weer op over de ontwikkeling van de boerderijen op Billând en ’t Bildt over 1000 na Chr. tot nu. Gedurende ongeveer 500 jaar (58 v Chr.- 5e eeuw) was West-Europa een deel van het Romeinse Rijk. Ik heb nog sporen van de Romeinen op ’t Bildt teruggevonden. In de 5e eeuw kregen de Franken steeds meer invloed in West-Europa en na 734 na Chr. ook op ’t Billând en omgeving toen ze de Friezen versloegen op de Burdine bij Akkrum. Al in die 8e eeuw kon de lokale adel steeds meer zelfstandiger opereren. Zij legden hier toen in de 8e en 9e eeuw woonterpen aan verspreid over de oeverwallen van de Burdine, rivier de Ried, natuurlijke kwelderwallen en zomerdijk Ouwe-Dyk langs de noordkant van Billând. (afbeelding 2.) Hier werden woningen, boerderijen en burchten op gebouwd. Burchten in de vorm van Ringwalburchten, verdedigbare stinsen en uithoven dienden als woning/boerderij, als militaire vesting, maar ook als bestuurlijk centrum. De ringwalburcht ten Zuidoosten van St.-Annaparochie moest bescherming geven bij onraad (Vikingen) In de 10e  eeuw woedden er oorlogen tussen de adellijke families en zij vroegen de geestelijken om hulp om de leefomgeving verder in cultuur te brengen. In de 11e en 13e eeuw kregen de territoria vaste vorm als autonome sociaal-politieke structuren. De burchten werden ook de basis voor het verder ontginnen van hun territorium door bv. de aanleg en ophogen van zomerdijken (eind 9e eeuw-1500) , graven van kanalen, nieuwe waterwegen. De Burdine werd rond 1200 afgedamd. In Afbeelding 1: Winkelhaakboerderij de Bontemantel ten westen van St.-Annaparochie, ca. 1000 jaar eerder ’n woonterp met woningen en boerderij op de oeverwal van de Burdine., rechtsboven het gebouw in 1571, ook met de woning met trapgevel haaks op de schuur.                                 

Boerderijen op ’t Billând en ’t Bildt (3)Sytse KeizerBildtse winkelhaakboerderij Het jaar 1519 is van belang, toen twee “Hooge Wieren” werden genoemd in de beschrijving van de 450 morgen monnikenland. Het zijn de 2 stinsen, die daar in de Westhoek al eerder vóór het verder ophogen van de Oudebildtdijk in 1505 stonden. Ze zijn nog duidelijk te zien op de kaart van Jan Jansz Coster (1571) als een groot gebouw in de vorm van een winkelhaak met een trapgevel. Dit type gebouw was daar in de 15e eeuw ook door de geestelijken op het Oudland neergezet. zie afbeelding 2. Het typische Bildtse winkelhaaktype komt nog veel voor in de Oost- en Westhoek , dit kan zijn bepaald, beïnvloed door deze stinsen.(afbeelding 3)De monniken bouwden al stinsen en schuren vanaf de 12e eeuw in de buurt van hun abdijen. Deze stinsen waren voorzien van torens, grachten, poorten, valbrug en hadden een verdedigende functie. Verder fungeerden deze bolwerken ook als agrarische bedrijf ten tijde van vrede. De stinsen zijn verwoest, afgebroken of veranderd van functie. (voorlopig nog drie teruggevonden).Ik heb in totaal 19 van dergelijke gebouwen op genoemde kaart gevonden, stinsen, uithoven met haakse trapgevel van de monniken. Nader onderzoek geeft aan dat er een 15-tal hiervan op woonterpen stonden, die daar al veel eerder (in elk geval ca 1000 na Chr.) waren aangelegd of ontstaan. Het verschil in hoogte tussen de zeespiegel en het hogere maaiveld maakte dat mogelijk. Maar wanneer en hoe zijn deze terpen dan ontstaan? Afbeelding 1. laat het verloop zien van de hoogte van de zeespiegel door de eeuwen heen hier langs de kust van Billand met de transgressie- en regressielijn. De permanente stijging van de zeespiegel is de zogenaamde transgressie, bij het dalen ervan spreekt men van regressie. Verder is aangegeven, hoe de natuur, bewoners de horizon en de verschillende “woonlagen” hebben gevormd. De schuren, moesten daar blijven op de woonterp voor het onderdak brengen van o.a. het vee. 

De veranderende Oudebildtdijk InleidingDe bedding van de laatste Burdines is tussen ca. 1200 en 1260 meerdere malen afgedamd in de toen Monnikendijk. Het was een zwak gedeelte daar tussen de Noorderweg en Koude Weg. (afb. 1 en afb. 2). Deze Monnikendijk die tussen 1505 en 1508 voor de laatste keer werd opgehoogd, bestaat uit twee gedeelten: de latere Armendijk en Oudebildtdijk (afb. 2). De Oudebildtdijk beschermt een groot gedeelte van het Oud-Bildt en is zo genoemd toen de verhoogde zomerdijk ten noorden hiervan de naam Nieuwebildtdijk kreeg. Die dijk ligt om het Nieuw-Bildt. De Armendijk "omarmt" het laatste stukje Oud-Bildt. In het bestek van 1505 stond voor de lengte van deze Bildtdijk 4000 roeden. De totale lengte van de Oudebildtdijk en Armendijk is 14 km en 250 m. Er wordt beweerd, dat de Bildtdijk (Armendijk en Oudebildtdijk) als een soort afsluitdijk in 1505 door de Middelsee is aangelegd. Mijn onderzoek toont aan dat dat een mythe is. Ik heb veertien bewijzen gevonden die dit verder onderbouwen. Hier noem ik de eerste vier. Bewijs 1 De basis van de Oudebildtdijk wordt gevormd door een kwelderwal. (afb. 3) Die is steeds verhoogd. Hij functioneerde als zomerdijk. In de winter zorgden hoogwater en stormen voor overstromingen. 's Zomers bood hij voldoende bescherming tegen de zee en liet men het vee grazen op het nieuwe Billând. Bewijs 2: “Dat er een weg vanaf de Noorderdijk naar het westen moet zijn aangelegd en wellicht de grondslag is geweest van de latere bedijking door de pachters in 1505-1508.” Dit is mede uitgevoerd door de kloosterlingen van Mariëngaarde en Lidlum, die zich daar midden 12e eeuw strategisch aan weerszijden van de Middelsee vestigden. De geschiedkundige Van der Wal schreef aan het einde van de negentiende eeuw: ” De weg werd verhoogd voor beschutting van het land bij gewone zomervloeden en diende ook voor het vervoer van het weidvee”. Bewijs 3  Dit zijn de sporen van leven, langs de zomerdijk in en om Oudebildtzijl. Deze sporen zijn nog terug te zien aan de hand van een complex van een Haven/sluis uithof, kalkovens en tichelwerk van de 13e eeuw. Ik kom daar nog op terug.  Bewijs 4 Hypothese van Ehbrecht. ‘De Friese elite moet ze hier binnengehaald hebben’ ,de monniken van Mariëngaarde en Lidlum, voor het aanleggen van zomerdijken, afdammen van geulen en stichten van waterschappen bij gebrek aan centraal bestuur. (zie Bildtse tijden, Monniken op Billând 7 aug. 2024.)Dat de Oudebildtdijk vaak is veranderd wordt ook in het vervolg aangegeven. Bron: Sytse Keizer,2022, Billând.www.sytsekeizer.nl

De veranderende Oudebildtdijk (2) Kort na de storm van 1196 werd de Burdine afgedamd en was er geen getijbeweging meer in de uiterwaarden van de Burdine. Dit is achteraf te concluderen na een grondige studie. (inclusief de meeste bepalende stormen voor Billând van de 12e-16e eeuw) Bewijs 5:De strook van lichte zavel langs de Zuidkant van de Oudebildtdijk vormt de blauwdruk van de aanwezigheid (ver vóór 1505) van de Monnikendijk, later na 1508 de Oudebildtdijk. De uitgangen en de karakteristieken van de Oudebildtdijk en de Armendijk Om een goed beeld te krijgen hoe de Oudebildtdijk en de Armendijk zijn veranderd, worden deze dijken in vier karakteristieke dijkvakken ingedeeld ook aan de hand van de aanwezigheid en positie van de uitgangen: I     Buiten de uitgangen, II     De dam in bedding van de uitgang Burdine 800-1260III     Bedding uitgang Sitkens Rijd/Holle Rijd 800-1287-1450. IV     Armendyk. De vier uitgangen en de bodemkaart van de OudebildtdijkHet is nuttig en interessant de uitgangen van Billând te vergelijken met de bodemkaart. (Afb 1)Hierop zijn niet alleen de sporen van dijkdoorbraken in de vorm van verleggingen om de wielen langs de dijk te onderscheiden, maar ook in de strook van lichte zavel langs de Zuidkant van de Oudebildtdijk (donkergeel). De twee verschillende (qua richting) klokvormige waaiersporen moeten afkomstig zijn van alleen de toen enige bepalende stormen van 1219 en 1287, na de eerste afsluiting van Billând in ca. 1200. Op de plek waar vroeger de uitgangen lagen is de dijk zwakker. Vooral hier loopt de genoemde strook uit in een waaier. Het water stroomde tussen 1219 en 1260- II, en tussen 1287-1450 -III, door een diepere geul in de verder brede en ondiepe bedding. De lichte zavel in het zeewater had geen kans om te bezinken en werd door de sterkere stroom, verder meegenomen. Aan weerszijden van dat gat in de Oudebildtdijk is lichte zavel die geleidelijk verder van de dijk en van het gat bezonk waar de stroming minder zwakker werd. Dit is kenbaar door de waaiervorm.  De overheersende windrichting tijdens de stormramp van 1287 was Noordwest (twee grotere blauwe pijlen), te herleiden uit de richting van de uitlopen in de vorm van een waaier met de lichte zavel. De richting van de grootste pijl komt overeen met de bekende richting van de hierbij ontstane inham (Dijkshoek) en brede geul de Sitkens Rijdt. (later Holle Rijd en kleine Blikvaart- Blikvaart) De windrichting tijdens de stormramp van 1219 was Noord volgens de andere 4 kleinere blauwe pijlen. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1570 is de zee op twee zwakke plekken zeer diep en ver door deze dijk gebroken. Dit is door Jan Jansz Coster op zijn kaart beschreven bij de boerderijen: Claes Stansz, ten oosten van de Holle Rijd met de woorden ‘genz wechg spuelt’ en bij Iantgen Philippus ‘wech gedreven’.  Hier zijn grote diepe wielen ontstaan zonder een spoor van uitwaaierend zand achter te laten. Op de kaart van Jan Jansz Coster zijn er veel doorbraakgaten zichtbaar in de Oudebildtdijk tussen Dijkshoek en Oudebildtzijl. De doorbraken in de rest van de dijk waren niet zo diep door de afnemende kracht van de zee.  De al aanwezige zomerdijk van de Nieuwebildtdijk en het brede stuk oud kwelderland tussen deze dijk en de Oudebildtdijk zorgden hiervoor. Alleen de bovenkant van de Oudebildtdijk was geroerde grond door de laatste ophoging van 1505-1508. De zee heeft daardoor in de rest van dijk, de onderliggende laag niet bereikt en is daar ook niet een spoor van uitwaaierend zand te zien achter de dijkdoorbraak. Er hoefden geen nieuwe stukken dijk om de gaten van de doorbraak van 1570 heen te worden gelegd en het tracé van de Oudebildtdijk bleef in stand. (H. Sannes,1951,Geschiedenis van het Bildt deel I=blz. 81) Omstreeks 1260 slaagden de monniken erin om de Burdine van 800 -1100-1250 na Chr. definitief af te dammen. Het getij bleef daarna buiten het Billând.  Andere bron: Sytse Keizer, 2022, Billând.

De veranderende Oudebildtdijk (3) De helft van de grond van de doorsnede uit het bestek van 1505- Oudebildtdijk lag er toen al en er is extra grond uit de vaarten ter weerszijden aangebracht.’  Afb. 1 Bewerking tekening van de doorsnede van de Oudebildtdijk volgens het bestek 1505- rood, A-B-C-D (Sytse Keizer) Ontwerp en uitvoering OudebildtdijkDe vaart aan de zuidzijde (Ouwe-Dykster faart) was in 1509 al gegraven. (zie Bildtse tijden – Boerderijen op ’t Bildt.) Ook moet de sloot aan de noordzijde al zijn gegraven tussen 1505 en 1508. De hoeveelheid grond van beide hieruit ontbrak in het oorspronkelijke bestek van 1505.  Bewijs 6:Vergelijking van het totaal aan verwerkte grond en de totale inhoud van de dijk uit het bestek van 1505. Wat was de inhoud van de al aanwezige grond van de Oudebildtdijk, voordat deze in 1505 -1508 werd opgehoogd? De berekening hierna is gebaseerd op een dijklengte van een strekkende meter.  Zie afb. 1. Volgens het bestek werd de grond uit de sloot aan de binnenkant (landzijde) van de dijk gebruikt. (1,8 m3 ) Ook moest er een ‘strook grond van vijfentwintig meter breed en zestig cm diep worden ontgraven, elf meter buiten het punt, waar de dijk begon’. Dat is dus 15 m3 grond. De berekening van de totale inhoud aan de hand van de door mij bewerkte doorsnede uit het bestek is: 33,53 m3. Dat betekent, dat er dus al 33,53 - (1,8+15) = 16.73 m3 (= 49,90 %) lag Dit lag er al als zomerdijk, opgebouwd uit een verhoogde kwelderwal (afb. 2) voordat de Oudebildtdijk werd opgehoogd tussen 1505 en 1508.  Mede op grond van mijn andere studies van het Billând kan ik de conclusie trekken, dat deze zomerdijk er al lag vanaf de 9e eeuw en Billând in ca. 1200 na het afdammen van de Burdine, voor het eerst was ingepolderd. Die dijk is steeds opgehoogd. De zeedijk heeft hem ontwikkeld van een kwelderwal, een laag zomerdijkje tot een toen volwaardige offensieve dijk na de verhoging tussen 1505 en 1508. De dijk is dus heel veel veranderd in vorm, hoogte en functie.In afb.2 is de totale ontwikkeling van de Oudebildtdijk van de 9e eeuw tot nu 2024 uitgebeeld. We beschouwen hier de  dwarsdoorsnede, die met de Algemene Hoogtebestand Nederland (AHN) is genomen in de Oudebildtdijk tegenover nr. 80. 

De veranderende Oudebildtdijk (4) In dit vierde deel  van deze vervolgserie pakken we de draad op met het zevende  tm. het elfde bewijs voor het bestaan van de Oudebildtdijk vóór 1505, toen nog Monnickendijck   Bewijs 7 Zeer goede bouwlanden. In het boek ‘Een Uytland geheheten Bil’ (Leendert Ferwerda, 2005) blz. 20, staat: na 1505- 1508 SK “Alle zynze zeer goed tot Bouwlanden niet alleen, maar ook tot zeer voedzame Weilanden”. Na 1508 is dus al land op het Oud-Bildt geschikt voor de landbouw en veeteelt! Dan moet dat toen al veel eerder beschermd zijn door een hogere zomerdijk, anders was dat het land veel te brak of zout! Bewijs 8 Er zijn nu (2024) duidelijk veranderingen van het verloop van de Oudebildtdijk te zien met vele omleidingen en percelen staan niet overal meer haaks op de dijk. In de Bildtrekeningen (jaren 1505/1508-1575 en 1629-1633) is geen sprake van veranderingen van oppervlakte van percelen en kavels. Dat zou wel zo zijn bij het verleggen van de dijk om een dijkdoorbraak, wiel, heen. Die veranderingen in het tracé van de Oudebildtdijk (toen nog Monnickendijck) moeten dus vóór 1505 zijn opgetreden. Bewijs 9 De Middelsee moet niet worden gezien als een diepe en brede zee met de Oudebildtdijk als een soort afsluitdijk. De Burdine liep als een diepe geul door Billând met aan weerskanten ondiepe uiterwaarden tussen de kwelderwallen van Leeuwarden-Holwerd en Marsum-Tzummarum  (afb.1) (ook te zien in boormonsters). Deze uiterwaarden en geul zijn geleidelijk vanuit het zuiden afgedamd door zomerdijken. Afb.1 Beeld en werkelijkheid Middelsee-Burdine. Bewijs 10 De Oudebildtdijk vormde dus in 1200 al samen met de andere zomerdijken: de Griene Dyk - oeverwal Beetgum-Minnertsga, Skrédyk/Langstraat, Zuidhoekster Middelweg en Middelweg, een pact tegen de zee om Billând stap voor stap in te polderen. Bewijs 11 Dijk “op de oude maten”. Zelfs na de Allerheiligenvloed van 1570 bleef deze dijk Oudebildtdijk SK “op de oude maten“. (bron: Sannes, Geschiedenis van ’t Bildt. deel 1, blz. 81). “Tussen 1509 en 1570 is de Oudebildtdijk op geen enkele plek doorgebroken. De zware Bildtse zeedijk (1,50 m hoger en veel zwaarder dan de andere dijken om Fryslân) heeft hiervoor gezorgd”. Dit is een extra bewijs, dat de verandering van de loop van de Oudebildtdijk uitsluitend vóór 1505 hebben plaatsgevonden. Dit is heel goed te illustreren met de twee dijkomleggingen bij de Kouweweg en Nij Altoenae. Op de afbeeldingen 2 en 3  heb ik de sporen van de twee dijkdoorbraken op deze plekken en de achterbleven wielen kunnen “blootleggen”. Op afb. 3 zie je een detail van de dam(zwarte lijn)  in de Monnickendijck, die daar rond 1200 en 1260 in de brede bedding van de Burdine toen, tussen Nij Altoenae en de Kadal is aangelegd. Deze Burdine liep via Marsum, de Prúlhoek, diagonaal langs Nij Altoenae, richting Zwarte Haan. De dam in de geul bleef een zwakke plek voor de vaak felle overstromingen, gezien de littekens van de dijkdoorbraken, wielen, omgeleide dijken, bodemstructuur en de verstoorde perceelstructuur, bij de Kouweweg en Nij Altoenae.

De veranderende Oudebildtdijk (5) Wij zijn nu toe aan de afronding van deze serie over de Oudebildtdijk. De laatste vier bewijzen, dat deze dijk al vóór 1505 bestond. Bewijs 12  Vier zomerdijken vóór 1505, om en door Oudebildtzijl, haakse percelen. De lijnen, randen van de percelen aan weerszijden van de dijk hier en haaks op een zomerdijk geven aan dat hier eerder verschillende zomerdijken, elk met zijn eigen tracé om en door Oudebildtzijl lagen. Zie afb. 1 Bewijs 13 450 Monnikenland. (bron: Groot Placaat en Charterboek II, 386) Het Monnikenland van 450 morgen (1 morgen is 0,92 ha) langs de zuidkant van de Oudebildtdijk onderschrijft de aanwezigheid van deze zomerdijk, (eerst “Monnickendijck” genoemd). Zonder de bescherming van deze zomerdijk was dit nieuwe ontgonnen land niet blijven liggen. Bewijs 14  De Monnickendijck werd steeds opgehoogd tot 1508 met klei van de zeekant en ook uit de sloot, binnen- en buitendijks. Dit ophogen van de Monnickendijck was ook aangetoond in de Oasterdyk (ten oosten van Oudebildtzijl) toen daar bij werkzaamheden de dijk even openlag en verschillende lagen zichtbaar werden, begin jaren tachtig. Ook was dit te zien bij Koehoal in het verlengde van de Oudebildtdijk (afb. 2) Bewijs 15 De Oudebildtdijk hier tegenover de skitelbuurt in Oudebildtzijl (afb. 3) was als zomerdijk al ingeklonken tot een compacte, stevige massa, die in 1505 zo steil (links van A, bruine dijk) kon worden afgegraven om ruimte te maken voor de vaart om de huizen van de skitelbuurt in Oudebildtzijl heen. Andersom geredeneerd: Indien er in 1505 geen zomerdijk was geweest en vanaf het maaiveld moest worden opgebouwd, dan was er alle ruimte geweest voor de vaart en de dijk. Het dijktalud had dan een veel flauwere helling gehad. Met dit deel rond ik deze serie af over de trouwe Oudebildtdijk die door de eeuwen heen veel verandering heeft ondergaan in naam, hoedanigheid, functie etc.… Andere bron: Billând, 2022, Sytse Keizer

Ik zal u vertellen, hoe ‘t Bildt in kaart gebracht is oftewel over de Cartografie van ‘t Bildt.  Ik heb een overzicht gemaakt van kaarten, waarop ‘t Billând en ‘t Bildt zijn afgebeeld. Hierbij zijn ook een aantal, waarbij zij onderdeel van een groter geheel er omheen, o.a. van Fryslân. Tot op dit moment heb ik zo’n 100 kaarten weten te vinden.  De oudste kaart van ‘t Bildt. (afb. 2)  ca. 1504 De oudste kaart van het Bildt wordt toegeschreven aan een generaal van Hertog George van Saksen, Vitus von Drachsdorff. die door hem op de achterkant van de kaart “Abriss Stadt Groning” was geschetst. De precieze datering is nog niet bekend. De kaart is niet uitsluitend een ontwerp maar een weergave van de werkelijke situatie op het moment van het maken ervan, als je rekening houdt met mijn bevindingen. Bijvoorbeeld de Oudebildtdijk was geen afsluitdijk, maar eerst een 'n kwelderwal/zomerdijk en de Middelweg was ook een zomerdijk. Beide zijn hier als de twee bovenste horizontale lijnen duidelijk ingetekend. Ook is de al aanwezige waterweg: Holle Rijd (restant Sitkens Rijdt) en Blikfaart duidelijk te zien. Kijk nu naar de bijgevoegde afbeelding, mijn bewerking, vertaling van de eerste kaart naar de toestand, afmetingen en verhoudingen van nu anno 2022. (incl. de ook door Drachsdorff beschreven dorpen.) De latere Klaine Blikfaart , was dus toen nog verbonden met de Holle Rijd en de rest van deze waterweg is verder doorgetrokken richting Stiens. De andere gebogen lijn is fout getrokken, gezien de dubbele dwarslijntjes hierop. De 7 wegen van Noord naar Zuid, van links naar rechts zijn: Westerdyk, Holle Rijd, Súdderdyk/kadal, Kouwe Weg, Noorderdyk, Súdderweg, Langhústerweg en Attesweg. Deze waren toen waarschijnlijk nog geen brede, meer verharde wegen en zijn toen wel ingetekend. Met het tekenen van deze wegen van Noord-Zuid, is er automatisch de basis gelegd van de verkaveling van 't Oud-Bildt in 8 hoofdstroken, van Dijkshoek tot de Oostrand van Oud Monniken Bildt. Deze zijn ook terug te zien op de gekleurde kaart van Schotanus en op 't BildtGIS.Ik kom hier nog op terug in het venster over de verkaveling van het Bildt.

Boerderijen op 't Bildt InleidingDe helft van het profiel van de ontworpen Oudebildtdijk lag er in 1505  al in de vorm van een steeds verhoogde zomerdijk op een brede kwelderwal. Deze werd tussen 1505 en 1508 nog één keer opgehoogd. Tien boerderijen van vóór 1505 In afb. 2 geef ik aan wat er vanaf de negende eeuw  met de Oudebildtdijk is gebeurd. De brede kwelderwal-zwart als basis, de verhoogde zomerdijk van vóór 1505, de verhoogde dijk van 1505 -groen en de situatie direct na de verkaveling in 1509. Met het huidige dwarsprofiel kun je terug redeneren hoe de Oudebildtdijk en de vaarten aan weerskanten er toen bij lagen. Uiteraard is de dijk in die meer dan 500 jaar stevig ingeklonken (van 4.41+ naar 3.30 + NAP- paars) Aan weerskanten zijn vaarten gegraven, die duidelijk zichtbaar zijn op de kaart van Jan Jansz Coster uit 1571. Met de klei uit de gegraven vaarten werd de dijk opgehoogd. De vaart aan de Noordkant is vóór 1547 gegraven, want daarna zijn de oppervlakten van de kavels op het Nij Bildt steeds gemeten en ongewijzigd. De geplande kwelsloot ten Zuiden van de Oudebildtdijk is vervangen door de veel bredere en diepere vaart die ver zuidwaarts uitdijt.  Zover zelfs, dat daardoor een aantal boerderijen in het water zouden komen te staan. Daar werd de vaart in elk geval vóór 1527 gegraven, want langs de vaart hebben vanaf dat jaar de kavels altijd dezelfde oppervlakte gehouden.  De oppervlakte van de kavels langs de zuidzijde van de Oudebildtdijk veranderde niet. De totale oppervlakte van het Oud-Bildt veranderde niet tussen 1509 en 1527. De vaart was al in 1509 op z’n breedst en moest om de al aanwezige boerderijen worden gelegd. De aanwezige boerderijen dateren dus van vóór 1505, want daarna werd de vaart aan de zuidzijde breder. Ik heb minstens tien boerderijen gevonden die daar vóór 1505 hebben gestaan. De Oudebildtdijk was al stevig ingeklonken en de al aanwezige sloot kon breder en dieper worden uitgegraven zonder verlies aan stabiliteit van de Oudebildtdijk. KloosterschurenDe boerderijen zijn op de kaart van 1571 te herkennen als kloosterschuur een type, dat dateert van vóór 1505 en werd gebouwd en gebruikt door de kloostermeiers, boeren in dienst van de abdijen rond Billând. De meeste boerderijen hebben niet de vorm van een langhuis, maar lijken meer op de het boerderijtype kloosterschuur gezien de verhouding tussen de hoogte van de zijmuur en dak van de schuur.( Zie afbeelding 3.) Studie van 23 boerderijen Ik heb 23 interessante boerderijen nader bestudeerd. Hiervan hadden negentien boerderijen een trapgevel op de kaart van 1570, negen langs de Burdine en negen langs de Monnikendijk en met het grondoppervlak in de vorm van de “Bildtse” winkelhaak, een twaalftal staan op een terp en drie op een natuurlijke hoogte. In de 11e en 12e eeuw, kunnen hier op ’t Bildt schuren op woon- huisterpen hebben gestaan. Deze waren zeer waarschijnlijk van het type: Peelo Hovinge 72 ,  1-beukig met de afmetingen: ca. 6,5x36 meter afb. 4.  Gezien de periode van het voorkomen van dit boerderijtype, mogelijke bewoners, gebruik (veestal), vorm en afmetingen kan dit de basis zijn geweest van de in Friesland (incl. ’t Bildt) voorkomende boerderijen van het type kop-hals-romp en winkelhaak. (hoofdzakelijk op ’t Bildt) Hiervan is de breedte van de schuur namelijk nog steeds precies het drievoudige van de breedte van genoemde basistype, namelijk 20 m en de lengte van die schuren wijkt niet veel af van 36m.